Congresverslag

Congresverslag Congresverslagen: Peter van Steen schrijft verslagen van congressen, symposia, studiedagen enzovoort. Op deze pagina vind je daar voorbeelden van.

Peter van Steen schrijft verslagen van congressen, symposia, studiebijeenkomsten, trainingen, vergaderingen enzovoort. Op deze Facebookpagina vindt u daar zo'n 200 voorbeelden van. Met een goed verzorgd verslag, of dat nu de vorm heeft van een persbericht, een artikel voor de vakpers of een omvangrijke zelfstandige publicatie, kan de impact van de desbetreffende bijeenkomst behoorlijk worden vergr

oot. De beschikbaarheid van een verslag, bijvoorbeeld op internet, beïnvloedt de overdracht van de gecommuniceerde boodschap positief. Bovendien zorgt een verslag voor een extra contact tussen de deelnemers en overige belangstellenden enerzijds en de organiserende instelling anderzijds.

2024 – PPS Congres WODC-rapport: zorg voor overheidsregie!Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gaf vori...
16/01/2025

2024 – PPS Congres

WODC-rapport: zorg voor overheidsregie!

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) gaf vorig jaar een groep onderzoekers, van vier universiteiten, opdracht de kwaliteit van de dienstverlening van belangenbehartigers te onderzoeken. Het in september 2024 verschenen onderzoeksrapport werd op het PPS Congres toegelicht door hoogleraar aan de Radboud Universiteit en onderzoeksleider Willem van Boom en hoogleraar aan Universiteit Utrecht en een van de onderzoekers Rianka Rijnhout. Voor een discussie over de onderzoeksuitkomsten werd ook bestuursvoorzitter van Slachtofferhulp Nederland Rosa Jansen aan de tafel genodigd.

De aanleiding voor het onderzoek was onder andere een Kamermotie waarin de regering werd opgeroepen onderzoek te doen naar vermeende kwalijke praktijken in de letselschadebranche van belangenbehartigers die niet bij het Nederlands Keurmerk Letselschade (NKL) zijn aangesloten. Het onderzoek was erop gericht inzicht te verkrijgen in 1) de samenstelling van de markt voor dienstverlening door belangenbehartigers, 2) de kwaliteit van die belangenbehartiging en de factoren die deze kwaliteit bevorderen en belemmeren en 3) mogelijke verbeteringen in die kwaliteit.

Pluriform
“Een onderzoek naar ‘kwalijke praktijken’ – waar gaan we het dan over hebben als we niet eens weten wat goede praktijken zijn!” stak onderzoeksleider Willem van Boom van wal. “We hebben de vraagstelling daarom verbreed: het gaat niet alleen over kwalijke praktijken, maar het gaat over de samenstelling van de hele markt. En die is, om het netjes uit te drukken, pluriform.” Volgens Van Boom blijkt uit eerste reacties uit de branche dat het onderzoeksrapport niet altijd goed wordt begrepen. “En dat is vervelend”, zei hij, “want we denken dat er veel valt te verbeteren.” Kort lichtte hij de gemengde onderzoeksmethode toe, met juridische deskresearch, de schets van een economisch kader en empirisch onderzoek in de vorm van interviews.

Niet zwart-wit
Over het beeld dat daaruit naar voren kwam, zei Rianka Rijnhout: “Dat beeld is natuurlijk niet zwart-wit. Het is niet óf overheidsregie óf zelfregulering. Ook wordt er vaak gesproken over een onderkant en een bovenkant van de markt. De werkelijkheid is natuurlijk genuanceerder. Hetzelfde geldt voor gebonden en ongebonden belangenbehartigers. Belangenbehartigers heb je over een heel breed spectrum, bijvoorbeeld voor wat betreft de normen waaraan zij moeten voldoen of de manier waarop zij zichzelf mogen laten financieren. Ook zwart-wit, en dat is een gevaarlijke, is verplichte certificering en het afsluiten van de markt. Het is het een of het ander, dus dat is tamelijk zwart-wit. Maar je kunt ook certificeren en daar alle informatie en prikkels naartoe sturen om kwaliteit te borgen. Je hoeft niet een wettelijke verankering van je beroep te hebben. Wij hebben in ons onderzoek niet naar ‘de onderkant’ of ‘de bovenkant’ gekeken. Wij hebben gekeken naar wat kwaliteit is en hoe die kan worden bevorderd.”

Titelbescherming?
Willem van Boom: “Het is een terechte vraag waarom je de markt niet zou afsluiten of reguleren door strenge certificeringseisen te stellen of door van belangenbehartiger een beschermd beroep te maken. Want alles wijst erop dat er problemen zijn. Al die incidenten zijn in het rapport terug te vinden. De aard van die incidenten verschilt enorm. Dat gaat van pure fraude tot aan praktijken die sommige beroepsgroepen wel oké vinden, zoals het betalen voor dossiers, no cure no pay-achtige afspraken, zeker wanneer de BGK-vergoeding niet vaststaat, en alles wat daartussen zit. De praktijken waar we het over hebben, zijn dus heel verschillend. Wie de problemen wil oplossen door van belangenbehartiger een beschermde titel te maken, lost de problemen niet op, maar verplaatst ze alleen maar. Bovendien voldoet de pluriformiteit die er nu is, tot op zekere hoogte aan de behoefte van benadeelden. Maak je er eenheidsworst van, dan haal je die pluriformiteit weg en behoud je dus niet het goede, terwijl je misschien wel een domeinmonopolie introduceert, wat innovatie en inclusiviteit in de weg kan staan en de kosten doet stijgen. Voordat je op de knop van titelbescherming drukt, moet je goed zicht op de schaal van het probleem hebben en moeten alle andere opties redelijkerwijs zijn uitgeput. Zover zijn we nog helemaal niet. Hét marktprobleem bestaat niet. Er zijn verschillende problemen, waar nu al verschillende oplossingen voor bestaan. Voordat je naar het middel van marktafsluiting grijpt, valt er nog veel te winnen. Er kan al heel veel, maar dat vergt wel een zekere regie.”

Behoeften van benadeelden
Rianka Rijnhout gaf op dit punt van de presentatie inzicht in de wetenschappelijk vastgestelde behoeften van benadeelden. Dat zijn uitkomstgerichte behoeften (compensatie, attributie, erkenning en preventie) en procesgerichte behoeften (uitleg, communicatie, gehoord en gezien voelen, respectvolle bejegening, neutrale geschilbeslechting en voortgang en afsluiting). “Leg je daar relevante wetgeving naast”, zo vervolgde ze, “dan betekent die niet veel. De wet zorgt er misschien voor dat de belangenbehartiger voldoende kennis moet hebben en bep**lde onderhandelingsvaardigheden moet hebben, maar meer niet. Leg je er de GBL en het NKL naast, dan zijn er drie behoeften van benadeelden die daarin niet aan de orde komen: attributie, erkenning en preventie. Het slachtoffer wil voelen niet zelf verantwoordelijk te zijn voor wat er is gebeurd, wil erkenning van het slachtofferschap – niet alleen vanuit de wederpartij maar ook vanuit de omgeving – en wil een vorm van preventie, zodat een ander niet hetzelfde hoeft te overkomen. Deze drie behoeften worden nu niet door zelfregulering gedekt. Wij raden daarom aan door te gaan met het verbeteren van de aansluiting bij de behoeften van de gedupeerden. Belangenbehartigers kunnen in dat verband meer bieden dan ze nu doen.” Rianka Rijnhout voegde hier nog aan toe het belangrijk te vinden dat er onderzoek wordt gedaan naar sociale identificatie en het belang daarvan in de belangenbehartiging.

Overheidsregie
Willem van Boom sprak verder over de regie die volgens de onderzoeksgroep nodig is. Hij zei: “De wetgever is in de afgelopen dertig jaar faciliterend geweest. Die heeft meebewogen met wat er uit het veld kwam. Af en toe werd hier en daar een subsidie gegeven voor onderzoek of voor ondersteuning van processen. Dat was nuttig, maar het was wel een afwachtende houding. Nu is het tijd voor een coördinerende regievorming vanuit de overheid. Om een voorbeeld te noemen: veel van de onderzochte praktijken kan de ACM nu al beboeten. Maar daar is wel voor nodig dat de ACM tijd en geld stopt in het vinden van overtredingen en het handhaven. Die overheidsregie vergt misschien nieuwe wetgeving, maar vooral ook coördinatie: wie doet wat op welk dossier.” Van Boom zei dat de onderzoeksgroep daarbij in een aantal richtingen denkt, van het verbeteren van de informatievoorziening tot het instellen van een platform met veel invloed in Den Haag en een onafhankelijke leiding die veranderingen kan doordrukken, “want in de afgelopen twintig jaar is het laaghangend fruit wel geplukt”, aldus Willem van Boom. “Er is een blijvende overheidsregie nodig. De overheid kan zich niet langer verschuilen achter: laat de markt het maar uitzoeken. Dat is immers een eindig verhaal gebleken.”

Poortwachters
“Wij zien een belangrijke poortwachtersrol voor de verzekeraars”, zo besloot Rianka Rijnhout de duopresentatie. “Fraudebestrijding blijft echt belangrijk. Men kon ons niet vertellen hoe groot het fraudeprobleem is, maar we weten wel dat fraude het vertrouwen in de letselschadebranche als geheel erodeert. De aansprakelijkheidsverzekeraars hebben de beste informatiepositie en de beste detectievaardigheden om hier iets aan te doen. We bevelen verzekeraars ook aan mee te werken, nog meer dan nu, aan de gestandaardiseerde informatievoorziening. Stel p**l en perk aan de concurrentie op informatievoorziening die nu in de markt plaatsvindt. Verzekeraars zien nu eenmaal alle benadeelden en hebben een unieke positie die de andere kant niet heeft. Wij vinden ook dat verzekeraars onder voorwaarden de contractsbepalingen tussen de belangenbehartiger en het slachtoffer moeten kunnen inzien. Komt het geld inderdaad direct in handen van het slachtoffer? Het kan slachtoffers in benarde posities brengen als dat niet zo is. Een wettelijk geborgd standaardcontract dat aan alle voorwaarden voldoet en ook de kwaliteit dient, is natuurlijk het ideaal. Tot slot willen we eigenlijk dat verzekeraars door middel van de BGK-vergoedingen eisen aan de kwaliteit van de belangenbehartigers stellen. We zijn wat dat betreft optimistisch en putten hoop uit de BGK-staffel die deze zomer is verschenen. Daarin staat dat je de staffel alleen mag gebruiken als de belangenbehartiger lid van het NKL is – maar of hierop wordt gehandhaafd is een tweede.”

Regie over het eigen leven
Dagvoorzitter en gespreksleider Roelof Hemmen nodigde ook bestuursvoorzitter van Slachtofferhulp Nederland Rosa Jansen uit aan tafel te komen. Zij vond het WODC-rapport zo genuanceerd dat er eigenlijk weinig overbleef, maar vond het positief dat een accent op de kwaliteit was gelegd en dat de slachtoffers in het rapport een nadrukkelijke positie hadden gekregen. Gevraagd naar wat zij belangrijk vindt, antwoordde ze: “Bejegening en een open communicatie met het slachtoffer. Het slachtoffer moet vanaf dag één aan tafel zitten. Vanuit Slachtofferhulp Nederland weten wij dat voor slachtoffers de regie over hun leven terugkrijgen, het belangrijkste is. Want zij zijn nog steeds dezelfde mens als voor het ongeval en willen graag zo worden bejegend. Ze willen zich herpakken, maar moeten daar wel de kans voor krijgen, want het gaat om hun belangen.” Rianka Rijnhout viel haar bij. “Ervaren procedurele rechtvaardigheid is een goede voorspeller van de tevredenheid over de uitkomst. Daarbij is een van de belangrijkste elementen dat je inspraak in het proces en in de totstandkoming van de uitkomst hebt.”

Persoonlijke dossiers
Rosa Jansen hield aanvullend een betoog voor de inrichting en beschikbaarstelling van persoonlijke dossiers. Ze zei: “In strafprocedures hebben wij een omgeving gecreëerd waarin alle ketenpartners, dus het Openbaar Ministerie, de Politie, het CJIB en Slachtofferhulp Nederland, alle informatie voor en over het slachtoffer in één dossier bijhouden. Het slachtoffer is eigenaar van dat dossier. Daar zit alles in. De verzekeraar hoeft dan het slachtoffer niet te bellen om naar zijn contract met de belangenbehartiger te vragen. Voor het slachtoffer is inzichtelijk wat zijn financiële positie is. Open en transparant.” Willem van Boom vond het een innovatief idee, stelde dat innovatie door versnippering van de markt wordt afgeremd en dat daarom ook op dit punt de overheidsregie groter zou moeten zijn, maar Rosa Jansen wilde daar niets van weten. “Ik vind het een blamage voor ons dat we zoiets niet zelf voor elkaar krijgen. We klagen steeds over de overheid, maar als professionele partijen iets moeten regelen, moet de overheid het oplossen. Ik vind het een afgang, niet goed genoeg.”

Dubbel declareren
De discussie aan tafel ging verder over de bejegening van slachtoffers, over de mogelijke rol van Slachtofferhulp Nederland bij de psychosociale ondersteuning van slachtoffers en over dubbel declareren. Hierover zei Willem van Boom tot slot: “Juridisch kan het in sommige gevallen, maar voor bep**lde beroepsgroepen is het wettelijk niet toegestaan. Sommige rechters zien geen belemmeringen, terwijl anderen het grof en woekeren vinden. We hebben daar niet een goed kader voor. Bovendien moet je onderscheid maken tussen de gevallen waarin de aansprakelijkheid vanaf dag één wordt erkend en de teller van de BGK gaat lopen en de gevallen waarin dat niet zo is. Dat zijn de lastige gevallen. Wanneer de teller van de BGK loopt, is dubbel declareren natuurlijk raar. Daar zouden we iets aan kunnen doen.”

Peter van Steen, tekstschrijver, [email protected]

2024 - PPS Congres Liever met artificiële intelligentie dan met een mens in gesprekGeneratieve artificiële intelligentie...
16/01/2025

2024 - PPS Congres

Liever met artificiële intelligentie dan met een mens in gesprek

Generatieve artificiële intelligentie (AI) ontwikkelt zich met een angstaanjagende snelheid. De kansen van toepassingen zoals ChatGPT lijken eindeloos, maar dat geldt in de ogen van sommigen ook voor de risico's. Hoe brengen we de kansen en de risico's in balans? Kunnen we ongeremd experimenteren of moeten we deze technologie reguleren?

Senior onderzoeker aan Tilburg University Bart van der Sloot, jurist en filosoof, schreef er een boek over: Regulating the Synthetic Society. Na een korte inleiding van Van der Sloot ging dagvoorzitter Roelof Hemmen in gesprek met hem en met adviseur innovatie bij Flyct Mark van Dijk en senior manager bij Nationale-Nederlanden Gert-Jan Mijnen. Beiden hebben al ervaringen met de toepassing van AI in de letselschadebranche.

Stellingen
Bart van der Sloot legde de aanwezigen op het congres eerst een aantal stellingen voor: over vijf jaar zal meer dan 90 procent van alle foto’s, video’s en teksten op internet door AI zijn gegenereerd of gemanipuleerd, binnen tien jaar zal ‘artificial general intelligence’ zijn bereikt (het punt waarop AI op alle fronten even slim als mensen is), binnen vijftien jaar zal ‘sentience’ zijn bereikt (het punt waarop AI zo slim is, dat het ook zelfbewustzijn en emoties omvat) en over dertig jaar zullen er meer mens-robotrelaties zijn dan mens-mensrelaties. Sommige stellingen, vertelde Bart van der Sloot, zijn al verwezenlijkt of zullen dat binnenkort zijn.

Door AI omringd
Hij liet zien dat we al aan alle kanten door AI worden omringd: robots achter receptiebalies van hotels, robots als taxichauffeurs, robots op vliegvelden die sterk genoeg zijn om bagage te dragen en alle talen van de wereld spreken, robots in de zorg: om operaties te verrichten en om eenzaamheid van ouderen te verlichten, robot-au pairs, robots in oorlogsvoering, robots in vliegtuigen en in Amerika stellen zich zelfs bestuurders verkiesbaar die zich erop laten voorstaan dat ze zelf geen beslissingen zullen nemen, maar alles aan AI zullen overlaten. “Ook in de juridische sector wordt steeds vaker AI toegepast”, aldus Van der Sloot. “Veel voorkomende standaardzaken kunnen door AI worden afgedaan, zodat rechters meer tijd voor de complexe zaken hebben.”

Gevaren
“De AI-modellen worden steeds beter en sneller”, vervolgde hij. “Zeven jaar geleden werd gezegd: die modellen zijn zo goed als een kleuter. Daarna waren ze zo goed als een middelbareschoolleerling, GPT 4.0 was ongeveer zo goed als een masterstudent en het laatste model, Strawberry van Open AI, is in ieder geval op het gebied van wiskunde zo goed als een middelmatige PhD-student. Maar er zijn ook gevaren. Een eerste gevaar is, dat dit soort systemen heel veel fabuleren. Toen een advocaat door ChatGPT zijn pleidooi liet schrijven, stond er veel in dat nooit had plaatsgevonden. Een tweede gevaar is discriminatie. Toen Google had voorkomen dat de zoekmachine donkere mensen als apen aanzag, werd de paus als een donkere vrouw afgebeeld. Het is heel moeilijk daar een goede balans in te vinden. Een derde gevaar is privacy en controle over de data. Vaak heb je geen controle over de data die je aan AI toevertrouwt. Een vierde gevaar is de impact op het leveren van bewijs. Rechters en andere instanties nemen nu nog aan dat bewijsmiddelen authentiek zijn, tenzij er contra-indicaties zijn. Waarschijnlijk moeten we naar het tegendeel toe: er is een grote kans dat bewijsmiddelen door AI zijn gemanipuleerd of volledig gegenereerd.”

AI in letselzaken
Aansluitend vertelde eerst Mark van Dijk over zijn kennismaking en eerste oefeningen met AI. Hij gebruikte ChatGPT tot nu toe vooral als spellingscorrector en als vertaler. Nadat hij zich ermee vertrouwd had gemaakt, bracht hij de mogelijkheden ook op het werk onder de aandacht. Nu worden bijvoorbeeld op de buitenlandafdeling van Flyct brieven met AI vertaald. Ook Gert-Jan Mijnen gaf voorbeelden van AI-toepassingen bij Nationale-Nederlanden. Belvergaderingen worden met behulp van AI, zonder tussenkomst van een notulist, getranscribeerd en daarna samengevat. Alle inkomende post en e-mails worden met behulp van AI samengevat en automatisch in het dossier van de behandelaar gezet. Met AI is ook een voorspelmodel voor licht letsel gemaakt, waarmee nauwkeurig kan worden vastgesteld wat het letsel zal gaan kosten. Gert-Jan Mijnen: “Dat werkt snelheid, nauwkeurigheid en ook eenduidigheid in de hand: in vergelijkbare gevallen worden vergelijkbare vergoedingen toegekend.”

Onafhankelijke datapool
Om voor een groter aantal zaken zo’n voorspelmodel te kunnen maken, zijn veel meer data nodig. Nationale-Nederlanden beschikt over veel data, maar niet genoeg om op basis daarvan de uitkomst van bijzondere zaken te kunnen voorspellen. “We verzamelen natuurlijk wel historische data”, aldus Gert-Jan Mijnen, “maar zouden dat ook graag met elkaar in de branche willen regelen. Wel zit je er dan weer mee, dat je de concurrent niet wijzer wilt maken dan hij al is. Daar zit natuurlijk wel een spanningsveld.” Ook Mark van Dijk ziet de voordelen van een grote branchebrede database, “op grond waarvan je toch altijd je eigen oplossingen kunt bedenken”, zei hij. “De data hoeven bij een verzekeraar niet tot dezelfde uitkomst te leiden als bij een belangenbehartiger. De programmeerregels daarachter kun je natuurlijk aanpassen naargelang jouw positie in de markt.” Bart van der Sloot: “Er zijn sectoren die een stichting hebben opgezet met een gedeelde pool van data. Die data deel je dan met elkaar zonder bedrijfsgevoelige informatie weg te geven.” Mark van Dijk gaf hierbij aan, dat dit een heel goede eerste stap zou kunnen zijn.

Personeel
Toepassingen van AI zullen consequenties voor het personeel hebben. Er zijn bijvoorbeeld straks vooral mensen nodig die het AI-proces controleren, zonder dat ze zelf veel verstand van zaken op het gebied van letselschadeafwikkeling nodig hebben. “Daarnaast zal het personeelsbestand inkrimpen wanneer het proces efficiënter wordt”, aldus Gert-Jan Mijnen. “Er zal dus altijd een druk op het personeel blijven. Wel wil ik benadrukken, dat we met AI veel kunnen oplossen, maar het werk blijft over de gewonde mens gaan. Ik vind het ontzettend belangrijk dat wij als verzekeraars aan de voorkant contact met het slachtoffer hebben. Ook moet bij elke regeling nog even worden getest of het goed en passend is wat AI heeft bedacht. De efficiency die je realiseert door AI in te zetten, geeft de gelegenheid om meer en sneller en beter met het slachtoffer in contact te komen.” Bart van der Sloot viel hem bij. “Het vraagt van de beroepsgroep een enorme omslag van niet alleen maar inhoudelijke kennis hebben, maar ook kennis van AI-systemen en het controleren daarvan. Daarom is het goed dat er op dit congres nu al over wordt gesproken. Het is nu tijd om kennis over AI-systemen te krijgen, zodat AI op een veilige manier kan worden ingezet.”

AI en de mens samen
Zal de inbreng van de mens op den duur helemaal onnodig zijn? Gert-Jan Mijnen betwijfelde het. “Ik denk dat we onze vakkennis moeten blijven onderwijzen en mensen moeten blijven trainen om hen in staat te stellen een door AI bedacht voorstel te beoordelen. Dat doen wij ook met ons voorspelmodel voor licht letsel. Die morele afweging zal binnen de personenschade in de komende jaren nog zeker aan de hand zijn. Ik verwacht heel veel van het echt automatiseren van deelprocessen, maar voor de uiteindelijke besluitvorming blijf je mensen nodig hebben.” Bart van der Sloot: “Maar dat zullen dan ook mensen zijn die liever met een AI-systeem werken, zeker naarmate die systemen nog beter worden. Ook zullen mensen liever een AI-rechter of een AI-besluitnemer hebben die over hun dossier een beslissing neemt, omdat ze daar meer vertrouwen in hebben dan in een beslissing door een mens. In het optimale scenario werken AI en de mens samen. Dat gebeurt nu al in veel sectoren, bijvoorbeeld bij medische ingrepen. In bep**lde dingen zijn machines heel goed, in andere zijn mensen veel beter. Wel moet daarbij de mens de AI controleren en de AI de mens. Dat is het optimum.”

Emoties
Binnen vijftien jaar, zo luidde een van de stellingen aan het begin van de presentatie, zal ‘sentience’ zijn bereikt, het punt waarop AI zo slim is, dat het ook zelfbewustzijn en emoties omvat. Kan een AI met gevoelens een empathisch gesprek met slachtoffers aangaan? Mark van Dijk en Gert-Jan Mijnen zijn ervan overtuigd. “Het kan juist voor slachtoffers fijn zijn dat ze niet per se met een mens over hun trauma hoeven te praten, maar het veiliger en anoniemer vinden om dat met AI te doen”, aldus Gert-Jan Mijnen. Is de ontwikkeling angstaanjagend, vroeg Roelof Hemmen. “Op de lange termijn kan het dramatisch zijn”, zei Mark van Dijk. “Dat weten we niet. Op de korte termijn ben ik vooral nieuwsgierig naar de mogelijkheden. Nieuwsgierig is het goede woord in dit verband.” Zijn we met vuur aan het spelen of is het supercool? Gert-Jan Mijnen: “Dat laatste. En dat eerste kan ook.”

Peter van Steen, tekstschrijver, [email protected]

2024 - PPS Congres Normeringstendens zet klassieke uitgangspunten onder drukOnder de paraplu van ‘balans in belangen’, h...
16/01/2025

2024 - PPS Congres

Normeringstendens zet klassieke uitgangspunten onder druk

Onder de paraplu van ‘balans in belangen’, het thema van het PPS Congres 2024, besprak hoogleraar Privaatrecht in Maastricht Ton Hartlief de tendens naar normering. Hartlief ziet dat de klassieke uitgangspunten van het aansprakelijkheidsrecht, ‘volledig’ en ‘concreet’, bij de vergoeding van personenschade onder druk staan. Diverse ontwikkelingen binnen en buiten het aansprakelijkheidsrecht hebben immers hun weerslag op de afwikkeling van personenschade. Maar tegen welke prijs gaan we van ‘volledig’ en ‘concreet’ naar ‘efficiënt’ en ‘snel’?

Ton Hartlief besprak allereerst de casus van een verkeersongeval in 1999, waarbij een 11-jarig jongetje door een streekbus werd aangereden en ernstig hersenletsel opliep. De nu 36-jarige man zit in een gezinsvervangend tehuis, heeft geen betaalde arbeid maar een dagbesteding en is iedere autonomie over zijn leven kwijt. De schade is na vijfentwintig jaar nog niet afgewikkeld. Onder meer het verlies van verdienvermogen moet nog worden vastgesteld en ook over het smartengeld wordt nog gediscussieerd. “Het is het aansprakelijkheidsrecht op zijn slechtst”, aldus Hartlief. “Het aansprakelijkheidsrecht heeft meer te bieden dan enig ander systeem – niet alleen als het gaat om vergoedingen, maar ook als het gaat om erkenning en genoegdoening. Desondanks heeft het volgen van de klassieke route ook een hoge prijs, zoals in gevallen als deze. We zitten nog steeds in belangrijke mate in een toernooimodel en dat kost tijd, het is duur en het belast de persoon om wie het gaat.”

Kwade reuk
Normering is natuurlijk niet nieuw, aldus Hartlief, maar in het verleden bestond er veel weerstand tegen. Het paste niet in het systeem van volledig en concreet en “laten we dat systeem los, dan ligt ondercompensatie op de loer”, zo benadrukte hij. Daarom stond normering lange tijd in een kwade reuk. “Inmiddels zijn we gewend aan de normeringsinitiatieven van De Letselschade Raad”, vervolgde hij. “Die komen inderdaad de duidelijkheid en de voorspelbaarheid ten goede en voorkomen in veel gevallen onnodige discussies. Wat mij betreft zit de kracht van die initiatieven in het feit dat het om suggererende normen gaat. Het zijn standaardoplossingen, maar wie meer wil, heeft mogelijkheden. Toch blijven enkele pijnpunten het beeld van de letselschadeafwikkeling bepalen en dan gaat het vooral om de buitengerechtelijke kosten en het verlies van verdienvermogen.”

Affectieschade
Normering is natuurlijk ook aan de orde in het geval van affectieschade, “een zwaar genormeerde dichtgetimmerde regeling”, aldus Hartlief, “met vaste bedragen en alleen de mogelijkheid van een opslag in het geval van een misdrijf. We hebben daar nu vijf jaar ervaring mee opgedaan en ik denk dat het goed gaat, met een betrekkelijke rust zowel in de rechtspraak als in de literatuur. Wel zijn er in de afgelopen vijf jaar voor de hand liggende vragen opgeroepen. Moet er een uitbreiding van de kring van gerechtigden komen? Het doet pijn om de broers en zussen nog steeds nul op het rekest te moeten geven en we denken daarom serieus over uitbreiding na. Moeten de bedragen omhoog? Die bedragen zijn al vijf jaar als het ware in het geding en moeten misschien bij de tijd worden gebracht. Moet er misschien meer flexibiliteit in worden geblazen? Worden niet te veel mensen en te veel gebeurtenissen over één kam geschoren?”

Strafrechtelijk front
“Maar er spelen nog veel meer ontwikkelingen”, vervolgde Hartlief. “Ook de opkomst van de strafrechter als schadevergoedingsrechter op het terrein van de personenschade is belangrijk vanuit normeringsperspectief. Die opkomst heeft natuurlijk een achtergrond en heeft vooral te maken met de voorschotregeling bij gewelds- en zedenmisdrijven. Die heeft ertoe geleid dat personenschadeclaims in strafzaken naar voren worden geschoven en de strafrechter is dan, anders dan de civiele rechter, opeens wel altijd aan zet. Hij is een schadevergoedingsrechter en is daar eigenlijk niet voor toegerust. Toch zijn het de strafzaken waarin het nu gebeurt. De ontwikkelingen aan het front van de affectieschade en van de shockschade vinden niet plaats aan het civielrechtelijke, maar aan het strafrechtelijke front.”

Rotterdamse Schaal
Die verschuiving naar het strafrecht heeft gevolgen op het terrein van het smartengeld. De strafrechter wijst hogere bedragen toe dan de civiele rechter. Nog in juli 2024 werd aan een man met ernstig hersenletsel als gevolg van een schot door zijn hoofd zonder een grondige motivering 400.000 euro toegewezen, terwijl het plafond in het civiele recht bij ongeveer 200.000 euro ligt. “De verschillen zijn niet goed te verklaren”, aldus Hartlief, “maar volgens Siewert Lindenbergh is het wel goed nieuws voor het smartengeld, omdat we het systeem in Nederland eindelijk eens een keer tegen het licht kunnen houden.” Dit laatste is inmiddels in gang gezet, door Marnix Hebly samen met Lindenbergh, wat tot de zogenoemde Rotterdamse Schaal heeft geleid. Deze ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen staat sinds september 2024 voor een eerste consultatie op www.rotterdamseschaal.nl. “Het is een veelbelovend project”, zei Ton Hartlief. “Het zal niet alleen de strafrechter, maar zeker ook de civiele rechter meer houvast geven. Ook de buitengerechtelijke praktijk zal er zijn voordeel mee kunnen doen: niet alleen kan de vordering beter worden onderbouwd, maar ook kan de uitkomst beter worden gemotiveerd.”

Massaschaderegelingen
Hartlief behandelde nog een tweede ontwikkeling die vanuit normeringsperspectief belangrijk is, namelijk de massaschaderegelende rechters die hun opwachting maken. “Wat zij zullen gaan doen, kan bijna niet passen in het individuele schadevergoedingsrecht zoals wij dat kennen”, zei hij. Hartlief refereerde aan de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA), die uiteindelijk de rechter de bevoegdheid geeft, na toewijzing van de vordering, om een regeling te treffen. “De hamvraag is natuurlijk”, zo zei hij, “of de massaschaderegelende rechters uit de voeten kunnen met het op individuele leest geschoeide schadevergoedingsrecht. Het antwoord is wat mij betreft duidelijk: dat zullen zij niet kunnen, zij zullen water bij de wijn moeten doen.” De massaschaderegelende rechter zal een offer moeten brengen, volgens Hartlief, en zal afstand nemen van individuele slachtoffers en individuele uitgangspunten. “Maar dat is misschien wel heel mooi en dat kan ook een inspiratiebron zijn”, zo zei hij. Hartlief besprak in dit verband de massaschaderegelingen binnen de hersteloperaties van de overheid, in Groningen en in de toeslagenaffaire. “Er zijn goede, belangrijke regelingen voor de materiële schade en de immateriële schade en dat zijn ook regelingen die van een modelmatige aanpak getuigen. Ze leiden ook tot een behoorlijke klanttevredenheid, die wel afneemt naarmate de schadegevallen complexer zijn.”

Oók verlies van verdienvermogen
“Waar zit ik eigenlijk naar te luisteren, zie ik u denken. Een individuele letselschadezaak is toch geen massaschadezaak of overheidshersteloperatie? Het is maar hoe je het bekijkt. Ik geloof dat aansprakelijkheidsverzekeraars elk jaar 75.000 nieuwe letselschadezaken in behandeling nemen. Is dat niet de jaarlijkse prijs van hoe wij samenleven en met elkaar verkeren? Is dat niet een massaschade die adequaat moet worden afgewikkeld?” Over een van de probleempunten in dit verband, de normering van verlies van verdienvermogen, zei Hartlief: “Blijven we die in theorie nastreven of zetten we in op een grofmazigere en vlottere afwikkeling. Ook Rianka Rijnhout vindt nadenken over standaardisering van verlies van verdienvermogen een goed idee. De voordelen die zij ziet, zult u allemaal kunnen navoelen.”

Tijd voor normering
Voor normering staan de sterren nu een stuk gunstiger dan in het verleden, constateerde Ton Hartlief. “Ik leer uit de grote getallen dat we elkaars scenario’s niet moeten bevechten, maar samen moeten toewerken naar wat je normbedragen kunt noemen.” Die normbedragen zullen op data moeten worden gebaseerd en daarvoor wees Hartlief naar de verzekeraars. “De verzekeraars hebben de data, die weten hoe het werkt, wat er wanneer is uitgekeerd et cetera. Verzekeraars zullen tegenwerpen dat het geld kost om die data boven water te krijgen en dat ze de concurrent niet wijzer willen maken. Toch zullen ze het wel moeten doen. Stel dat we een Instituut Personenschade Nederland hebben, waar alle letselschadeclaims op basis van het civiele recht worden afgewikkeld, waarvoor dan bij de aansprakelijkheidsverzekeraars een heffing in rekening wordt gebracht. Hoe denkt u dat het IPN gaat werken? Gaat dat IPN het spel klassiek spelen, individueel, concreet, volledig? Of gaat het IPN na enige tijd op basis van de inmiddels verworven kennis regelingen ontwikkelen? Het is een retorische vraag. De verzamelde aansprakelijkheidsverzekeraars zíjn het IPN. Zij hebben de data, het ruwe materiaal dat het mogelijk maakt om tot normbedragen te komen!”.

Ton Hartlief besloot met te benadrukken dat het anno 2024 inderdaad tijd is voor normering in de personenschade.

Adres

Geldermalsen

Meldingen

Wees de eerste die het weet en laat ons u een e-mail sturen wanneer Congresverslag nieuws en promoties plaatst. Uw e-mailadres wordt niet voor andere doeleinden gebruikt en u kunt zich op elk gewenst moment afmelden.

Contact

Stuur een bericht naar Congresverslag:

Delen